Ontmoeting…….. met mezelf
Er zit heel veel tijd tussen mijn vorige blogje en deze. Dat heeft zijn reden. En daarover gaat dan deze blog.
Ik ben in de gelukkige situatie dat ik, redelijk relaxed, de vijftig heb gehaald. Een ietwat vervelend ongeluk in mijn jeugd, waardoor ik nog steeds littekens heb. Gelukkig op een niet altijd zichtbare plaats en ze hinderen me in niks. Dus niet zo heel belangrijk. Mijn oma’s zijn helaas overleden toen ik nog heel jong was. Mijn Geweldige Opa is overleden, maar na een rijk en gevuld leven en op een mooie leeftijd (zoals dat dan wordt genoemd, want natuurlijk wil je je opa nooit kwijt).
Ik heb zowat twee jaar zonder voortanden rondgelopen omdat de ‘tandarts’ in de schooltandarts bus dacht dat mijn ‘grote’ tanden al onder mijn ‘melktandjes’ zaten. Beetje eigen schuld want ik moest en zou naar die schooltandarts, zeer tegen de zin van mijn moeder, omdat je na ‘behandeling’ een bekertje met een tandenborsteltje en (en dat vond ik prachtig!) een minitube tandpasta kreeg.
Mijn trauma voor tandartsen is waarschijnlijk hier ontstaan en enorm verergerd omdat ik vervolgens ‘aan de beugel’ moest, of ‘in de beugel’ zoals het voor mij voelde. In die tijd liep je dan dus gewoon een poosje behoorlijk voor gek. Enige populariteit kon je vergeten. Je sociale leven? Nou dat had je gewoon niet want je had een beugel.
Bij mijn eerste gaatje in een ‘grote’ kies was het vervolgens klaar met mij en welke tandarts dan ook. Ik werd even in mijn tong geraakt. Niet fijn.
Nu ben ik 51 en is mijn hele gebit vol in de renovatie gegooid. Maar… beste lezers, daar kom ik ook wel doorheen. Ik ben een grote meid, doodsbang misschien, maar het is nodig. Hoewel ik mezelf af en toe afvraag of een kunstgebit niet gewoon prima is. Daar kun je immers ook goed mee eten.
Zo, deze ietwat lange introductie om heel duidelijk aan te geven dat tot en met vijftig mijn leven lekker hobbelde zonder al te noemenswaardige problematiek.
De laatste tijd maak ik me best wel zorgen over ‘de situatie’ in de wereld. Ik heb zo mijn mening, maar daar gaat het hier en nu niet over. Ik zeg dit om aan te geven dat dat me wel bezighoudt.
Waar gaat het dan wel om? En hoe heb ik mezelf ontmoet?
In oktober/november kregen we het bericht dat bij één van onze goede vrienden de ziekte K – ineens – terug was. Rare ziekte hé? Die K. Hij kan je bezoeken, je kunt hem – met veel moeite - de deur uitwerken en dan toch is ie, ineens, via de achterdeur of zo weer bij je binnengekomen. En, zoals google mij vertelde, vaak is ie dan nog meer aanwezig dan bij zijn eerste bezoek. Zo ook bij deze vriend. Vriend wilde de tijd die hij nog had doorbrengen met zijn familie. Hij had geen behoefte meer aan vrienden en kennissen. Hier komt ontmoeting nummer 1. Natuurlijk had het leeuwendeel van mijn gezonde verstand hier volkomen vrede mee. Als je dan weet dat je dood gaat dan mag je die laatste tijd die je hebt toch verdorie wel doorbrengen zoals jij dat wilt? Natuurlijk mag je dat.
Maar een klein stukje van mij was zo vreselijk boos op vriend. Een stukje van mij kon zich niet voorstellen dat ik hem nooit meer, levend, zou zien. Een hele egoïstische ‘ik’ vond het maar stom dat hij óns (al zijn vrienden) niet meer wilde zien en spreken. Ik was boos dat ik geen afscheid mocht nemen. Ik was boos dat ik geen laatste gesprek met hem mocht voeren. Eind december, op 62 jarige leeftijd, heeft deze vriend het tijdelijke voor het eeuwige ingeruild. Of hoe dat ook genoemd mag worden.
Hoe egoïstisch kun je ineens zijn? Als je het mij voor deze periode had gevraagd had ik met verve ontkent deze emotie überhaupt te bezitten. Nu weet ik dat ik m wel heb. En ik moest het gevecht met mezelf aan. Ik moest aan de slag met een aanval van emoties, gevoelens, ervaringen die ik nog nooit had ervaren.
En nog zo’n ontmoeting. De eigen sterfelijkheid. Want laten we wel wezen, 51 ben je dan, meer dan de helft zit er wel op hoor. Hele gevechten met mezelf over de zin van het leven, het waarom etc etc. Dat was me toch een uitputtingsslag, vreselijk. Langzaam maar zeker heb ik deze strijd met en in mezelf een plek gegeven, dacht ik.
Want dan, begin 2016, wederom een hele goede vriend van ons, gaat voor een onderzoek naar het ziekenhuis. Foute Boel. Overal ‘vlekjes’. Een behandelplan wordt opgesteld, Chemo. Hoe vaak je ook hoort over bezoeken van Ziekte K aan mensen en hoeveel je ook denkt ervan te weten, eigenlijk weet je helemaal niks. Google maar weer geopend, wat betekent: ‘Vlekjes’, nou eigenlijk? Of ‘Kwaadaardig’? Tuurlijk de oppervlakkige uitleg van deze woorden kunnen we zo op tafel gooien. Niks aan het handje. Maar als Ziekte K op bezoek is dan wordt het een heel ander verhaal. Dan ligt het aan: wanneer is K ontdekt? Wat is de leeftijd van de gastheer/-vrouw van K? Waar heeft K zich verstopt? Wat was de staat van gezondheid voordat K langskwam? Oftewel met het enorme aanbod van kennis, weten we uiteindelijk nog helemaal niks. En daar ben ik behoorlijk op kapot gelopen. Dit gezin gaat door een mallemolen van ellende, iedere dag is een duizelingwekkende rit in een rollercoaster, iedere dag is er ook weer één met een sprankje hoop. De reactie van het lichaam op de chemo is gruwelijk heftig, in de rustweek proberen ze alle kwaliteit in hun leven te stoppen die ze kunnen vinden. En ik? Wat betekent dit voor mij? Ik ben lamgeslagen, ik sta machteloos aan de kant, ik kan niks doen en dat is eigenlijk wat ik vanuit mijn ziel wil. Ik wil helpen. Maar er valt niks te helpen behalve er zijn en luisteren als dat gewenst is. Dat is natuurlijk niet helemaal niks, zeker niet, maar voor mij, een echter doener, is het slopend. Wederom moet ik tot mijn schaamte bekennen dat emotie Egoïsme zich weer laat zien.
De hele ruzie met mezelf laaide weer op. Wat is toch de zin van dit alles? Nou Nou Nou?
De zon kwam eindelijk weer goed tevoorschijn. De eerste rit op de motor hebben we gemaakt. Wat is Nederland eigenlijk mooi! Wat is het heerlijk om met mensen te zijn waar je helemaal mee op je gemak bent. Die jou accepteren zoals jij bent. Die door jou geaccepteerd worden zoals zij zijn. Waarmee je je zorg kan delen.
Dan een zonovergoten weekend en op de motor, een lang weekend, naar Duitsland. Half verbrande handjes, want te eigenwijs om met die warmte handschoenen te dragen.
Samen zijn, samen eten, samen beleven en ervaren en samen lachen. Met een lach en een traan want de achtergebleven echtgenote van Vriend 1 was er ook. Voor het eerst na zijn overlijden weer op pad.
En nu, nu merk ik dat ik langzaam maar zeker weer in mijn eigen ik terug kom. Ik ben veel wijzer, vooral over mezelf.
Ik neem nog minder voor vaststaand aan en serieus, ik heb nog meer oog voor de zogenaamde ‘kleine’ dingen. Dingen die uiteindelijk waardevoller en grootser zijn dan ‘grote’ dingen.
Mijn Geweldige opa zei altijd al hele wijze dingen. Hij zij bijvoorbeeld, leef in het nu, wat morgen komt zie je dan wel weer.
De afgelopen periode heeft mij doen inzien hoe waar dit is. Ik hoop dat ik die les kan vasthouden. Want ja, zoals zoveel mensen ben ik vaak met mijn hoofd bij ‘later’.
Dan is er nog zo’n cliché dat meer waar is dan ik had vermoed. Ik vond het altijd maar een beetje een zeur-ding.
Geniet van het leven, het duurt maar even.
Ik ben er nog niet, ik ben nog steeds aan het zogeheten vallen en opstaan. Ik kan zomaar ineens overvallen worden door triestheid of boosheid. Maar ik kan gelukkig ook weer genieten en oprecht blij zijn.
Karin
Er zit heel veel tijd tussen mijn vorige blogje en deze. Dat heeft zijn reden. En daarover gaat dan deze blog.
Ik ben in de gelukkige situatie dat ik, redelijk relaxed, de vijftig heb gehaald. Een ietwat vervelend ongeluk in mijn jeugd, waardoor ik nog steeds littekens heb. Gelukkig op een niet altijd zichtbare plaats en ze hinderen me in niks. Dus niet zo heel belangrijk. Mijn oma’s zijn helaas overleden toen ik nog heel jong was. Mijn Geweldige Opa is overleden, maar na een rijk en gevuld leven en op een mooie leeftijd (zoals dat dan wordt genoemd, want natuurlijk wil je je opa nooit kwijt).
Ik heb zowat twee jaar zonder voortanden rondgelopen omdat de ‘tandarts’ in de schooltandarts bus dacht dat mijn ‘grote’ tanden al onder mijn ‘melktandjes’ zaten. Beetje eigen schuld want ik moest en zou naar die schooltandarts, zeer tegen de zin van mijn moeder, omdat je na ‘behandeling’ een bekertje met een tandenborsteltje en (en dat vond ik prachtig!) een minitube tandpasta kreeg.
Mijn trauma voor tandartsen is waarschijnlijk hier ontstaan en enorm verergerd omdat ik vervolgens ‘aan de beugel’ moest, of ‘in de beugel’ zoals het voor mij voelde. In die tijd liep je dan dus gewoon een poosje behoorlijk voor gek. Enige populariteit kon je vergeten. Je sociale leven? Nou dat had je gewoon niet want je had een beugel.
Bij mijn eerste gaatje in een ‘grote’ kies was het vervolgens klaar met mij en welke tandarts dan ook. Ik werd even in mijn tong geraakt. Niet fijn.
Nu ben ik 51 en is mijn hele gebit vol in de renovatie gegooid. Maar… beste lezers, daar kom ik ook wel doorheen. Ik ben een grote meid, doodsbang misschien, maar het is nodig. Hoewel ik mezelf af en toe afvraag of een kunstgebit niet gewoon prima is. Daar kun je immers ook goed mee eten.
Zo, deze ietwat lange introductie om heel duidelijk aan te geven dat tot en met vijftig mijn leven lekker hobbelde zonder al te noemenswaardige problematiek.
De laatste tijd maak ik me best wel zorgen over ‘de situatie’ in de wereld. Ik heb zo mijn mening, maar daar gaat het hier en nu niet over. Ik zeg dit om aan te geven dat dat me wel bezighoudt.
Waar gaat het dan wel om? En hoe heb ik mezelf ontmoet?
In oktober/november kregen we het bericht dat bij één van onze goede vrienden de ziekte K – ineens – terug was. Rare ziekte hé? Die K. Hij kan je bezoeken, je kunt hem – met veel moeite - de deur uitwerken en dan toch is ie, ineens, via de achterdeur of zo weer bij je binnengekomen. En, zoals google mij vertelde, vaak is ie dan nog meer aanwezig dan bij zijn eerste bezoek. Zo ook bij deze vriend. Vriend wilde de tijd die hij nog had doorbrengen met zijn familie. Hij had geen behoefte meer aan vrienden en kennissen. Hier komt ontmoeting nummer 1. Natuurlijk had het leeuwendeel van mijn gezonde verstand hier volkomen vrede mee. Als je dan weet dat je dood gaat dan mag je die laatste tijd die je hebt toch verdorie wel doorbrengen zoals jij dat wilt? Natuurlijk mag je dat.
Maar een klein stukje van mij was zo vreselijk boos op vriend. Een stukje van mij kon zich niet voorstellen dat ik hem nooit meer, levend, zou zien. Een hele egoïstische ‘ik’ vond het maar stom dat hij óns (al zijn vrienden) niet meer wilde zien en spreken. Ik was boos dat ik geen afscheid mocht nemen. Ik was boos dat ik geen laatste gesprek met hem mocht voeren. Eind december, op 62 jarige leeftijd, heeft deze vriend het tijdelijke voor het eeuwige ingeruild. Of hoe dat ook genoemd mag worden.
Hoe egoïstisch kun je ineens zijn? Als je het mij voor deze periode had gevraagd had ik met verve ontkent deze emotie überhaupt te bezitten. Nu weet ik dat ik m wel heb. En ik moest het gevecht met mezelf aan. Ik moest aan de slag met een aanval van emoties, gevoelens, ervaringen die ik nog nooit had ervaren.
En nog zo’n ontmoeting. De eigen sterfelijkheid. Want laten we wel wezen, 51 ben je dan, meer dan de helft zit er wel op hoor. Hele gevechten met mezelf over de zin van het leven, het waarom etc etc. Dat was me toch een uitputtingsslag, vreselijk. Langzaam maar zeker heb ik deze strijd met en in mezelf een plek gegeven, dacht ik.
Want dan, begin 2016, wederom een hele goede vriend van ons, gaat voor een onderzoek naar het ziekenhuis. Foute Boel. Overal ‘vlekjes’. Een behandelplan wordt opgesteld, Chemo. Hoe vaak je ook hoort over bezoeken van Ziekte K aan mensen en hoeveel je ook denkt ervan te weten, eigenlijk weet je helemaal niks. Google maar weer geopend, wat betekent: ‘Vlekjes’, nou eigenlijk? Of ‘Kwaadaardig’? Tuurlijk de oppervlakkige uitleg van deze woorden kunnen we zo op tafel gooien. Niks aan het handje. Maar als Ziekte K op bezoek is dan wordt het een heel ander verhaal. Dan ligt het aan: wanneer is K ontdekt? Wat is de leeftijd van de gastheer/-vrouw van K? Waar heeft K zich verstopt? Wat was de staat van gezondheid voordat K langskwam? Oftewel met het enorme aanbod van kennis, weten we uiteindelijk nog helemaal niks. En daar ben ik behoorlijk op kapot gelopen. Dit gezin gaat door een mallemolen van ellende, iedere dag is een duizelingwekkende rit in een rollercoaster, iedere dag is er ook weer één met een sprankje hoop. De reactie van het lichaam op de chemo is gruwelijk heftig, in de rustweek proberen ze alle kwaliteit in hun leven te stoppen die ze kunnen vinden. En ik? Wat betekent dit voor mij? Ik ben lamgeslagen, ik sta machteloos aan de kant, ik kan niks doen en dat is eigenlijk wat ik vanuit mijn ziel wil. Ik wil helpen. Maar er valt niks te helpen behalve er zijn en luisteren als dat gewenst is. Dat is natuurlijk niet helemaal niks, zeker niet, maar voor mij, een echter doener, is het slopend. Wederom moet ik tot mijn schaamte bekennen dat emotie Egoïsme zich weer laat zien.
De hele ruzie met mezelf laaide weer op. Wat is toch de zin van dit alles? Nou Nou Nou?
De zon kwam eindelijk weer goed tevoorschijn. De eerste rit op de motor hebben we gemaakt. Wat is Nederland eigenlijk mooi! Wat is het heerlijk om met mensen te zijn waar je helemaal mee op je gemak bent. Die jou accepteren zoals jij bent. Die door jou geaccepteerd worden zoals zij zijn. Waarmee je je zorg kan delen.
Dan een zonovergoten weekend en op de motor, een lang weekend, naar Duitsland. Half verbrande handjes, want te eigenwijs om met die warmte handschoenen te dragen.
Samen zijn, samen eten, samen beleven en ervaren en samen lachen. Met een lach en een traan want de achtergebleven echtgenote van Vriend 1 was er ook. Voor het eerst na zijn overlijden weer op pad.
En nu, nu merk ik dat ik langzaam maar zeker weer in mijn eigen ik terug kom. Ik ben veel wijzer, vooral over mezelf.
Ik neem nog minder voor vaststaand aan en serieus, ik heb nog meer oog voor de zogenaamde ‘kleine’ dingen. Dingen die uiteindelijk waardevoller en grootser zijn dan ‘grote’ dingen.
Mijn Geweldige opa zei altijd al hele wijze dingen. Hij zij bijvoorbeeld, leef in het nu, wat morgen komt zie je dan wel weer.
De afgelopen periode heeft mij doen inzien hoe waar dit is. Ik hoop dat ik die les kan vasthouden. Want ja, zoals zoveel mensen ben ik vaak met mijn hoofd bij ‘later’.
Dan is er nog zo’n cliché dat meer waar is dan ik had vermoed. Ik vond het altijd maar een beetje een zeur-ding.
Geniet van het leven, het duurt maar even.
Ik ben er nog niet, ik ben nog steeds aan het zogeheten vallen en opstaan. Ik kan zomaar ineens overvallen worden door triestheid of boosheid. Maar ik kan gelukkig ook weer genieten en oprecht blij zijn.
Karin