De tendens is de ouderen zo lang mogelijk thuis te verzorgen, maar waar? Bij de kinderen? Dat zal vaker niet gebeuren dan wel, vrees ik en dan blijft toch ook de vraag: “Willen we dat wel?”.
Vroeger gebeurde dat veel vaker en heb ik zelf nog meegemaakt dat de enige opa, die ik nog bewust gekend heb, jaren inwoonde bij de jongste zoon en gezin.
Geen geringe belasting, realiseer ik me nu, maar destijds was het gewoon een gegeven. Opa moest tenslotte toch verzorgd worden in huize Siloam in Kralingen.
Voor die tijd bezocht opa op zondagen per toerbeurt een van zijn kinderen en hun gezinnen om daar de maaltijd te gebruiken, zijn eeuwige sigaartje te roken en zijn onbegrensde Bijbelkennis te etaleren. Of die laatste jaren in Siloam hem bedroefd hebben gemaakt, weet ik eigenlijk niet. Het enige dat ik altijd nog bijzonder vind, is dat hij een leeftijd bereikte, die geen van zijn kinderen heeft gehaald.
Hij kreeg uiteindelijk ook nog 36 kleinkinderen die gelukkig niet allemaal op zijn verjaardag kwamen, laat staan de massa achterkleinkinderen.
Inmiddels zijn opa’s oudste kleinkinderen al ouder dan hij werd (85) en bij mijn weten zit er nog niet een in een bejaardentehuis. Toch wel opmerkelijk. Weet niet of dat als een echte geruststelling moet voelen…
Een mens is nu eenmaal geneigd om graag zo lang mogelijk zelfstandig en onafhankelijk te blijven.
Dit voorgaande overwegend zou het vermoeden kunnen scheppen dat ik de bejaardenopvang niet zelf heb meegemaakt. Dat is onjuist, want er is natuurlijk ook zoiets als schoonfamilie en familie van moeders kant en heeft één zoon van opa wel een relatief korte tijd in Waelestein vertoefd.
Helaas moest ze de allerlaatste fases kort in de Twee bruggen, gevolgd door Borghstede in Barendrecht, gevolgd door 10 dagen de Elf ranken ondergaan. Daar ontving ze veel liefde, ook van vrijwilligers, al besefte ze dat op het laatste niet echt meer. Dat was in 2003, dus alweer 16 jaar geleden. Daarna werd een bezoek aan een bejaardentehuis minder frequent. Af en toe een bezoek aan bekenden, maar die waren dan dikwijls aan het revalideren of waren er voor tijdelijke opvang.
Maar er waren ook leuke momenten. Niet als bezoeker, maar als verteller bij een diapresentatie. Dankbaarder publiek is bijna niet
Zelfs in Zuiderkroon te Pendrecht, de Meeuwenhof in Hoogvliet en ontmoetingsruimte Mei in Spijkenisse bleken nog plenty oud-Charloissers over aanvullingen te beschikken. Maar het leukste is dat je tijdens een pauze even opzij wordt geroepen en dan knikken je knietjes al met de gedachte: “Wat heb ik fout gezegd?”.
Maar dan blijkt dat er hoogbejaarde buurtgenoot of buurtgenote uit je eigen geboortebuurtje je herkend te hebben. Dat is zo bijzonder!
Ach ja, soms ontstaan er ook discussies over getoonde afbeeldingen tijdens zo’n diapresentatie en dan vooral wat betreft personen. Met hardnekkige zekerheid worden dezelfde mensen aangewezen, maar krijgen van verschillende toeschouwers een verschillende naam. Zeker weten! Doorklikken, aandacht afleiden... ’t klinkt wat oneerbiedig, maar het is het beste.
Maar de opmerkzame lezer ontgaat het natuurlijk niet dat ik begon met mijzelf langzamerhand toe te voegen aan het korps bejaarden in onze samenleving en dat handig omzeilde door maar weer eens met het ‘verleden’ de aandacht van het heikele punt af te leiden.
Ouder worden gaat veel sneller. Je merkt het aan het aanvullen van de medicijnen 1 keer per kwartaal. Die pillen schieten door je lijf en voor je het weet licht je het laatste klepje van de weekdoosjes op. Weer 3 maanden voorbij.
Tja en nu gaat onze Frans, nog aan de goede kant van de 60, de komende presentatie terug in de tijd van het fenomeen ouderenzorg.
Op Charlois was, kan ik me nog vaag herinneren, een huis aan de oude Dorpsweg op het laatste stuk naar de begraafplaats huize Sonneburgh, de voorloper van de grote complexen aan de Groene Kruisweg en de Ravenswaard. Het zal daar toen om een klein aantal zijn gegaan. Wel ver weg van de echte bewoonde wereld en een tikkie te dicht bij de laatste rustplaatsen.
Tot eind jaren 60 was het ook heel ‘gewoon’ dat hulpbehoevende ouderen, verpleegd werden in grote zalen met 30 tot 40 bedden, waarbij mannen en vrouwen gescheiden werden. Ook echtparen werden op die wijze gescheiden van elkaar. Privacy was er geheel niet, en overdag moesten de ouderen zichzelf maar wat zien ‘te vermaken’ in een woonkamer. In Charlois hadden we buren. Al ver over de vijftig jaar getrouwd eind jaren zestig, begin zeventig. Beide waren heel erg doof en dat gaf nogal eens reden tot misverstanden. De een belandde in Hoogvliet in een bejaardenappartement, de ander elders in de grote stad. Er was gewoon geen andere oplossing, maar het was wel diepschrijnend, voor de mensen zelf, maar ook voor de kinderen en kleinkinderen. We hebben een aantal jaren genoten van een goed ouderenzorgstelsel, met een redelijke mogelijkheid de oude dag onbezorgd door te brengen, ziekte en pijn daargelaten.
Om de een of andere reden ben ik nu minder gerust op de toekomst, maar kan niet verklaren waarom. De gemiddelde leeftijd mag dan toenemen, het aantal onaangenaamheden dat eenieder kan overkomen, lijkt te stijgen. We worden schrik aangejaagd door de statistieken, 1 op de vier krijgt… of 1 op de 6 krijgt, de helft van de mannen… Al begrijpen we allemaal dat het leven niet oneindig is, het liefst verdwijnen we geruisloos en zonder lijden/ afzien van het toneel. Helaas is dat irrealistisch. Ook eenzaamheid schaar ik onder de pijnlijkheden.
Met het historisch Café blikken we regelmatig terug in het verleden, een periode die steeds groter wordt. Dat betekent dat de toekomstperiode korter en korter wordt. Ik wens eenieder dat de oude dag gezegend wordt met aandacht van derden, belangstelling van jezelf voor alles wat er geboden wordt en bereikbaar is, maar bovenal gezondheid en goede (ouderen)zorg. H.W.