Maar die gemarkeerde speeltuin is echter niet de grote speeltuin uit mijn jeugd, waar de titel op doelt. Na de dreumes periode verruilt te hebben voor de kleutertijd werd de huis tuin te klein en waagde de kleine ‘apies’ van net na de oorlog zich in de laantjes die zich bevonden tussen veel achterzijden van rijtjeshuizen in. Zo ook dus tussen Schilperoortstraat en Jaersveltstraat, Jaersveltstraat en Vandieststraat en Vandieststraat en Verboomstraat. Aan het einde van de laantjes, die er overigens nog steeds zijn sedert 1936, bevonden zich een drietal pleinen. We zeiden ook altijd dat we ‘achter de laan’ speelden. Dat waren dus de pleintjes. Op de eerste vlak bij de toen nog zo geheten ’Marnixschool’ was net na de oorlog nog een bunker die ineens was verdwenen zonder dat ik daar bewust van was. Op de pleintjes was er wel enige variëteit in de loop der jaren in de plantsoensfeer. Alleen gras, dan weer struiken waardoor we heen rausden, hetgeen bij ontdekking je kwam te staan op een bezoekje van agent van Dijke bij je ouders. Het derde plein was een hol omdat de Verboomstraat hoger lag dan de overige straten en dat werd later de plaats bij uitstek om met de zelfgemaakte zeepkist naar beneden te sjezen. De kunst was je melkgebitje te sparen door tijdig een ruk te geven aan het touw dat naast de as van de voorwielen was bevestigd, zodat je met de kinderwagenwielen scherp langs de perk rand net voor de stoeprand de bocht om ging. Toen de Kulk er nog stond was daar aan het einde bij de Zuidhoek, hoek Voornsevliet het bedrijf van Spoormaker met een koolasterrein rondom. Op de loodsen lagen golvende metalen platen waarop het heerlijk was om naar het gedonder te luisteren als je er grote keien op wierp. De Verboomstraat eindigde in mijn prilste jaren ook ongeveer op die hoogte en als ik me nog goed kan herinneren lagen er basaltstenen op het talud ervan. Op het terrein scharrelden we wel eens slierten aluminium bij elkaar. Vraag me niet waarom ze er lagen of wat de herkomst was, ze lagen er… Die werden dan in de fik gestoken met als gevolg een kleurig vuur. Hoe we daar opkwamen.. geen idee! Een ander gewild stukje was het schoolplein van de Marnixschool. Het hek was weliswaar altijd dicht, maar we klommen gewoon op de kleine uitbouw op het hoekje bij het plein en het was een koud kunstje dan op het speelplein te komen. De Voornsevliet zelf voor de school was door de breedte van de straat daar toen we wat ouder werden een gewilde plek om een soort honkbal/ te spelen. Een flink stuk hout en een tennisbal en wat verzonnen honken waren voldoende om een fijne middag of avond te hebben. Vreemd genoeg werden we nooit weggestuurd door omwoners. Op de hoek van de Schilperoortstraat zat melkboer Vaandrager. Dat lage gebouwtje was bijzonder voor jonge geveltoeristjes als wij. Het geval wil dat er een aantal uitstekende (met de klemtoon op ‘uit’) hoeksteentjes waren die perfect geschikt waren om eenvoudig het platte dak te bereiken. Op de andere hoek zat Wildenberg de keurslager en daar hoefde je dat niet te proberen, want deze zeer gezette slager had een basissnelheid (en ook nog op klompen!) die je wel weerhield om de sprint met hem aan te gaan. Dus geen gekheid aan die kant. Natuurlijk werd er ook veelvuldig gevoetbald op de stukjes gras en op de pleintjes zelf en de mensen moeten wel gek zijn geworden van al die ballen die de tuin invlogen en soms wel tot op het balkon van de bovenhuizen. Busje trap en ‘stoepranden’ waren ook populair. Zelfs sprinten tussen twee lantaarnpalen en verspringen werden meerdere malen bedreven. Kortom het vermaak ‘achter de laan’ bevredigden ook onze speellust buiten de tuin van de Waal, zeker toen we groter groeiden. De Spui werd of was min of meer al ontdekt. Mijn opa woonde destijds op de Zuidhoek 195 of 197 en keek op de Spui met daarachter de marinebasis, later opvangcentrum voor de eerste buitenlandse gastarbeiders. Vermoedelijk is in de oorlog de van Blommesteynweg doorgetrokken over een dam tussen de 2e en 3e spui, zoals we die toen noemden, naar de basis die door Duitsers is gebouwd. Oude foto’s laten zien dat er op die doorgang nog huizen stonden. Maar die spuien waren natuurlijk een fantastische trekpleister voor de vissertjes. Wij gingen meestal in de 1e tussen Rietdijk en Voornsestraat. Eerst bij het vlondertje aan de Voornsevlietkant, maar later in het weiland van boer Verschoor. Tussen de koeienvlaaien want die stonden er ook. Toen de spuien laten werden gedempt, was in de beginperiode de tweede spui het toneel van voetballertjes, avond na avond. Maar dat was al in de pubertijd. En nog was de grens van onze ‘speeltuin’ niet bereikt. Soms was ook het plantsoen aan het Karel de Stouteplein het speelveld. Dat was al bekend uit onze ‘pre-voetbalperiode’, omdat er beurtelings werd gespeeld in de grote zandbak in het plantsoen die ook als pierenbadje prima te gebruiken was. Fundamenteel in onze expansiedrift naar speelterrein was natuurlijk het feit dat we een wereldhaven waren en nog steeds zijn, zij het in bescheidenere mate. De Waalhaven was de rest van de wereld die openging. Nog sterker open was… want geen hekken of andere afscheidingen waren toentertijd nog aanwezig. De Waalhaven was open! Grappig is dat we bijvoorbeeld op jonge leeftijd al de hele Sluisjesdijk afliepen tot het einde en dan via de Waalhaven NZ weer terug schooierden en overal probeerden bij de waterkant te komen. Uiteraard bij de ijsbrekers die in de Barendrechtse of de Kortenoordse haven lagen, want ik had destijds geen flauw benul hoe de havens op die hoogte heetten. dat het zo heette. Nu begrijp ik zelfs waarom de Barendrechtse haven de Barendrechtse haven heet, maar dat is een totaal ander verhaal. Aan het einde van de Sluisjesdijk was nog niet de mooie boulevard die er nu is en een prachtig uitzicht op binnenkomende cruiseschepen biedt. Je kon nauwelijks bij het water komen. Eenmaal de bocht om kwam je op de waalhaven Noordzijde waar een stel aanlokkelijke boomstammen van behoorlijk formaat lagen. Deze lagen, zoals vermeld op het onbetaalbare Internet, op de kade voor de loods Orient B van Mol & Groen. Er was een variëteit aan hout. Complete boomstammen van tropisch hardhout van West-Afrikaans origine met of zonder bast. Daarnaast ook korte stammetjes van zacht naaldhout (zonder bast). Prima stuthout voor gebruik in de kolenmijnen. Die grote stammen waren natuurlijk een uitdaging om op te klauteren want in de zestiger jaren waren er nog geen hekken de opgeschoten jeugd beteugelden. Loods deuren stonden veelal ‘gastvrij’ open en het gebeurde nauwelijks dat je werd weggestuurd. Er kwam ook een rage om sinaasappelwikkels of speldjes te sparen en waar vond je meer bedrijven op een rij dan juist in die contreien bij de haven? Al was de oogst schaars. Alleen een speldje van Vitesse kon ik tot mijn palmares rekenen. - Succesvoller was het op een rood wit blauw petje allerlei speldjes te verzamelen van de dorpjes die je bezocht. Zo had ik heel de Noord Veluwe op mijn hoofd. Een hertje uit Nunspeet, een kerkje uit Epe, hotel de Mallejan Vierhouten e.d. Vandaag de dag heb ik er nog pijn in de buik van dat het ineens verdwenen was, na alle kilometers die ik ervoor gefietst heb.- De rest van de Waalhaven was ook zeer in trek, want welk Charlois’ gozertje heeft niet op de vlonder/ opstap steiger gestaan of gespeeld die in het eerste deel van de Waalhaven lag, denkbeeldig tussen de Rietdijk en de Voornsevliet. Het klotsende water, de drijvende olie, de echte geur van de haven. Het trok ons aan. Helaas was het ook zeer gevaarlijk en kostte het ook kinderlevens. Dom genoeg stond je daar niet bij stil. Soms kwam er een veerbootje aan met werknemers van de grote maatschappijen. Er lagen soms joekels van schepen en je kon tot aan de loopplank erbij komen. Waar schepen waren, daar waren zeelieden. Die zwierven maar al te vaak uit naar de eindeloze rij kroegen die begon bij de Rietdijk en liep via de Doklaan, Brielselaan, Wolphaertsbocht tot het einde van de Maashaven toe. Ze spraken geen Nederlands en het woordje ‘сигареты’ kenden we niet. Maar gebaren en termen zoals ‘paperassi’ of zoiets waren voldoende om af en toe een sigaretje los te bietsen. Schaamteloos vroegen we ook wel ‘money’. Allemaal voor de muntenverzameling, maar niet heus. In de tienertijd, al rokend op het pleintje langs de Voornsevliet kwam er een Pakistani of een Indiër langs die me aansprak. Hij had een prachtig zijden shawl en had kennelijk zelf Nederlands geld nodig. Voor 2 gulden kocht ik de shawl die meer op een omslagdoek leek zo groot. Mijn moeder vond hem prachtig, maar vond dat ik het maar niet meer moest doen. Volgens ons waren de dames die in de avonduren naar de schepen trokken van lichte zeden. Spannend, dat wel en ook werd er bij ons knapen wel eens geïnformeerd waar het ‘red district’ was. Nou, dat was voor ons ‘Zuidzijdertjes’ genoegzaam bekend. Het was trouwens de hele Waalhaven NZ, OZ, ZZ en WZ open huis, want veel hekken waren er niet om ons knapen tegen te houden. We zwommen er ook op diverse plekken, maar trokken later richting Eemhaven. Daar was het een stuk warmer. Pier 7 was ook populair. Daar zwom een vriendje, ‘geëmigreerd’ uit de buurt van Coevord’n’ en supporter van v.v. Elim , met ons in de Waalhaven tussen alle kleuren van de regenboog veroorzaakt door de drijvende olie. Hij werd nogal eens geplaagd door de stadsjochies en wilde zich daarom graag bewijzen want hij was voor de duvel niet bang. Hij klom ook op een behoorlijke schuit naar boven om zonder dralen het water in te duiken. Het ‘snertaap’ vond het leuk om naar ons idee dan minutenlang onder water te blijven, dus maakten we ons al op om het droevige nieuws thuis te gaan vertellen. Gelukkig kwam hij als een Parijse waterspuwer van de Notre Dame briesend en met een grote kreet weer boven de waterspiegel uit. Niet altijd was een zwembroek voorradig. Bij een van de steigers richting huis dook hij eens in het water met het ernstige gevolg dat zijn onderbroek van ‘de kont’ gleed en ergens in het gele water zweefde. Dus maar als Adam wederom in het prut gedoken. Want eigenlijk vond men het thuis helemaal niet jofel dat we in het open water zwommen, dus was de onderbroek het alternatief. Alsof die brave moeders de specifieke Waalhavenlucht niet roken.
Voordat de Waalhaven op de plek waar ooit vliegveld Waalhaven lag werd volgebouwd met allerlei industrie was het nog een braak terrein waar in onze jeugd wel aanstalten werd gemaakt om her en der wat te bouwen. Vaag herinner ik me dat van Gorp, een autohandel er werd gebouwd. Ook over dat terrein zwierven we en bouwden we een hut in een put. Soms liepen we, maar ook de fiets werd gebruikt al had niet iedereen er een. De fietsloze reed dan mee op de bagagedrager van de gelukkige bezitter van een tweewieler. Nu waren er in die vijftiger/ zestiger jaren ook groepen uit buurten die vriendenkringen vormden. En eerlijk gezegd was de ene groep soms bang voor de ander en meestal hing dit samen met de bravoure van zo’n groep. Vooroordelen zijn van alle tijden en hoe ouder een straat er uitzag hoe sneller werd gedacht dat de bewoners ook niet deugden. Ook werd de Wielewaal jeugd om de een of andere reden gemeden en het terrein van de voormalige vluchthaven Waalhaven was dan ook hun territorium, zo bleek. We werden opgejaagd als hazen en de fietsers vergaten - in hun haast benen te maken - hun bagagedragermakkers. Nu werd er wel stiekem wraak genomen door de fruitbomen die in een bocht van de Schulpweg in de buurt van de speeltuin Wielewaal stonden te ontdoen van hun sappige vruchten. Helaas kwam de politie een kijkje nemen en twee makkers waren de pineut, terwijl de overige leden van de ‘gang’ in het lange gras van de sloot benedendijks met bonzende harten lagen af te wachten tot de ‘juten’ weer vertrokken waren. Helaas met 2 maatjes als gesnapte appeldieven. Dus veel werd er niet meer gespeeld zo ver van de veilige thuishaven.
De Spuien achter de Zuidhoek werden gedempt en daarmee werd ‘ons viswater’ ontstolen. Onze gram haalden we wel door uit het destijds verboden viswater van de Boergoensevliet onze buit te halen. Simmetje met wormen gebonden aan een stokje in het gras deden hun verboden werk en de volgende morgen kon er wel eens een arme paling vastzitten. Een ander sport was met een simmetje met haak aan je vinger langs de border te lopen. Menigmaal sprong er dan een baars van onder vlak bij de oever naar de worm en moest je weer oppassen dat je je niet prikte aan de grove stekels als het spartelende roofdier voor je in het gras lag. De gedempte spui werd nadat er gras op groeide een prima plek om avond aan avond te voetballen tot de schemering het belette. Ook werd daarvoor wel bij de spoorrails langs de Plompertstraat gespeeld en als je helemaal door was kon je aan de kraan bij een van de zaken daar, ik meen bij van Doren autohandel, je vochtgehalte weer op peil lurken. Tja, we liepen nog niet met I-pads, smartphones en dergelijke. Fantasie om zelf wat te verzinnen was er genoeg. Toen we groter werden, veranderden het spelen in wat meer serieuze zaken. Er werden zelfs wielerwedstrijden georganiseerd en de Wielewaal was een eminente baan met de asfaltwegen. Zelfs werd er wel eens over de Waalhaven richting Heijplaat gecrost. De meeste wedstrijden werden gewonnen door Fred G. die altijd met de mond wagenwijd open over de zogenaamde meet aan kwam stormen. Met zijn maatje Ed B. voetbalde deze Fred in ZWSH en een aantal van ons waren in T.O.G.R. beland. We switchten en kwamen in onze bromfietsrijpe leeftijdsperiode dus bij de zwart-witten terecht. Grappig genoeg werd juist in die periode afscheid genomen van het zwarte shit en voetbalden we compleet in het wit.. zelfs witte kousen met slechts een enkel ringetje zwart om de bovenkant van de kous en een mooi embleempje ZW op de borst. We leken veel op Real Madrid in die dagen, althans uiterlijk, voetbaltechnisch scheelde het een klein ‘tikkie’. Meestal vertoefden we op het pleintje langs de Voornsevliet bij de peperbus, vaak tot ’s avonds laat. Langzamerhand viel de een of de ander ten prooi aan ‘een meisje’ en een ander aan de gezelligheid van café Karel de Stoute, de Kroonkurk of Centraal. Totdat de ware liefde of andere geldverslindende hobby’s ons aan het straatbeeld onttrokken en we verder als brave echtgenote of huisvaders overal en elders gingen wonen met de zoete herinneringen aan de tijd van toen, waarvan speeltuin de Waal zeker een zoete was.