Mijn moeder groos natuurlijk op haar kleine mannetje met zo’n fotografisch geheugen! Dat bleek helaas heel selectief te zijn… De bekende stelling: wat je echt interesseert blijft wel hangen, de rest verdampt.
Wanneer je je bedenkt dat je van de voornoemde 70 jaar er slechts 24 jaar daadwerkelijk op Charlois hebt gewoond, is het toch opmerkelijk dat je van die levensfase meer herinnert dan van de daarop volgende 46 jaar. Neem nu de educatieve periode in je leven, de schooljaren. Aan de hand van moeders naar de bewaarschool van juffrouw van Duijn in de Gouwstraat. Nooit toen het topografische besef gehad dat aan de andere kant het ‘kerklaantje’ was dat naast de oude pastorie aan de Charloisse Kerksingel begon en doodliep bij ‘Klein 14’ of zoals het nu heet ‘Shofukan’.
Juffrouw Oosterom was de naam van de kleuterleidster die me de grondbeginselen van het matjes vlechten en klei boetseren bijbracht. Een vaardigheid die me later in mijn werkzame leven menigmaal van pas kwam… Een andere juffrouw die ik me herinner was juffrouw Kip en de kleur ‘rood’ komt bij me op. Kennelijk gebaseerd op haar kleur haar, want van politiek bewust zijn, wist ik toen nog niets. Natuurlijk bestaan van die tijd geen dag tot dag herinneringen. Flitsen, dat dan weer wel. Terwijl ik in de ‘kooi’, de met gaas overspannen zandbak van de school, zat te spelen, trof mij een hard voorwerp op het edele hoofdje. Een bloederige aanslag op mijn jeugdige onschuld. De dader bleek achteraf ene Wimpie van O., een medekleuter van de Boergoensevliet die al te enthousiast het doeltreffende projectiel, een stuk glas, had gelanceerd, niet beseffend dat de landingsplaats mijn nog lang niet ontwikkelde brein zou worden. Gevolg was dat onze enthousiaste huisarts, dokter Kranenburg als het goed is, e.e.a. moest krammen. Wel interessant om naderhand met een pleister de ‘studie’ voort te zetten. Een andere indruk die bleef hangen was dat op een van die kleuterschooldagen ik uit het klasje werd gevist om bij de opperjuf, mevrouw van Duijn te komen. Bij haar zaten twee heren in keurige pakken mij nieuwsgierig op te nemen. Waarschijnlijk stelden ze me op het gemak, want ik heb er geen angstige herinneringen aan over
Begrijpen deed ik het niet, maar vlekkeloos liep ik op het kwartje af en bracht het bij de man, die zo gemakkelijk met geld smeet, terug. Ze brabbelden wat met elkaar, schreven wat op en ik mocht weer klaswaarts gaan. Later, veel later, begreep ik dat het te maken had gehad met het feit dat ik enorm bijziende was en mijn focus traag. Mijn hoofd schikte ik dan in een dermate positie dat voor mij het voorwerp goed in beeld kwam, maar zodanig dat het voor de argeloze toeschouwer leek alsof ik juist totaal naast enig voorwerp dan ook keek. Niet erg praktisch, want je kunt zodoende nooit eens iemand wat ‘recht in zijn gezicht’ zeggen. De conclusie van het gehele gebeuren was kennelijk geruststellend, feilloos had ik het ‘apporteren’ van het kwartje doorstaan. Het stempel dat ‘ik niet goed bij het hoofd was’ , zoals vrienden van mijn oudere broer meenden, kon worden weggenomen. Dat bewees zich wel tijdens de spelletjes in de ruimte waar zich ook de toiletjes bevonden. Het “Zakdoekje leggen, niemand zeggen” had ik snel onder de knie en ik kon er met verve in participeren, want een kleine snotneus vindt natuurlijk feilloos zo’n bacillendoekje. De kapstokjes van de bewaarschool zijn trouwens met een fijn gevoel voor historisch besef van de huidige instelling die het bevolkt ‘bewaard’ gebleven. (Shofukan zoals gezegd en deze instelling organiseert allerlei activiteiten geschoeid op de Japanse cultuur.) Ook staat me het ‘toiletgebeuren’ nog helder voor de geest. Netjes achter elkaar in de rij. Waarschijnlijk de laatste plek sedert mijn jeugd waar nog enigszins op niveau werd ‘gezeken’.
In de beginperiode werden de kindertjes nog steeds door de moeders naar school gebracht om via die eigenaardige poort naast het pand van Van Hilten naar het schoolplein te lopen. Het was die heerlijke tijd, dat de marinebasis aan de Waalhaven er nog was en getuige het schattige matrozenpakje dat ik droeg tijdens de ‘vrije expressie met klei’ les, was daar ook de invloed van te merken. Dit laatste blijkt bij nader onderzoek onzin te zijn, want het matrozenpakje heeft vele decennia doorstaan. Wie trouwens de behoefte voelt de geschiedenis van dit marine modeverschijnsel te lezen, kan volop genieten via deze website:
https://books.google.nl/books?id=DPbvK1KBzkUC&pg=PA69&lpg=PA69&dq=Matrozenpakje+na+de+oorlog&source=bl&ots=_xT68KdGEh&sig=o29lj3_31pJLA3FAphrUYeQi0Zo&hl=en&sa=X&ved=0ahUKEwjR08aY0ZDLAhXo73IKHbQTAsYQ6AEIIjAB#v=onepage&q=Matrozenpakje%20na%20de%20oorlog&f=false
Er waren in die dagen, blijkens onderstaande, ook verstandige moeders die weerstand boden tegen deze steeds terugkerende modegril, getuige de uitgesproken zorg om haar kindeke:
Het geluk lachte me in 1952 toe. Cum laude doorliep ik verder de kleuterschooljaren en verzamelde daar de eerste indrukken van het onderwijs zoals het rangschikken van houten blokjes, het vouwen van blaadjes, het bedienen van de Abacus om spelenderwijs getallen onder de knie te krijgen. Dat laatste verzin ik er maar bij, want eerlijk gezegd weet ik totaal niet meer of dat inderdaad gebeurde. De grote school kwam in zicht en aangezien ik in de maand juni als kreeft werd geboren, werd het de septemberschool en niet zoals veel van mijn neven nichten de maart ‘Marnix’ school. Deze septemberschool lag op een steenworp afstand van de locatie van de Rehobothschool en heette Prins Willemschool.
Hoewel de Marnixschool 10 woonhuizen verder lag dan mijn ouderlijke woning in de Schilperoortstraat, moest ik voortaan dagelijks de Frans Bekkerstraat oversteken om via de korte Jaersveltstraat, een stukje Gouwstraat, de Charloisse Kerksingel te bereiken waar de Prins Willemschool slechts via een hek gescheiden lag van de Oude Kerk. Tegenvoer het schoolplein was echt ‘oud’ Charlois nog in volle glorie aanwezig.
Toen waren ze er nog: Garage Boender, Hofje de Boer, Kruidenier de Lange, begrafenisondernemer van Gelder, een bank en een paar kroegen, niet te vergeten die spannende winkel Bojo en ten leste het huis van dokter Kuiken. De eerste schooldag was een klassieker, want uiteraard behoorde ik tot de, naar ik schat, 75 % argeloze kindertjes die geen erg in de opklapbank gehad hadden en bij de eerste zitting onmiddellijk genadeloos werden geconfronteerd met de harde klassenbodem. In de eerste klas leerde ik de tweeling Loes en Jacob de Vries, Joke Sakko en Mees Diepenhorst kennen. De rest ben ik niet vergeten, maar deze namen rollen naar binnen vanuit de ‘Grote schoolperiode’. De klassen waren vol en soms zaten er 2 schooljaren bij elkaar. Opvallend vandaag de dag zouden de grote potkachels zijn. Kolen waren nog in zwang, maar sommige onderwijzers rookten nog harder dan de kachels. Favoriet waren in die dagen ‘voorlezen tot je af was na een verspreking’ en plaatsnamen opnoemen van de blinde kaarten. Dat is zeker blijven hangen en ik weet in tegenstelling tot veel jeugdige GPS en ‘Tom Tom’ afhankelijken waar Zürich ook nog ligt behalve die gelijknamige grote stad in Zwitserland. Best wel een leuke tijd, waarin het zelfs mogelijk was in de laatste klassen Engels en zelfs Frans al een beetje te leren. Hoogtepunt was het kinderkoor van meester Schrier. Niet vanwege deze leider die rood aanliep wanneer je zijn gezag ondermijnde en de zangles frustreerde, maar meer om twee optredens in het radioprogramma Jeugdland. En ‘live’ optredens hè! Daar toog je dan heen vergezeld van dozen vol zilverpapier voor de arme donkere kindertjes in het verre Afrika die de school had ingezameld, nadat we eerst eeuwenlang met onze ‘VOC’ mentaliteit van een aantal landen hun grondstoffen hadden ‘geleend’.
In die lagere schoolperiode werd je wereld weer ietsje groter. Schoolvriendjes in de Gouwstraat, de Grondherendijk, de Dokstraat en zelfs eentje, Jan van Tuyl of Tuil , in de lage witte huisjes nabij het Charlois Hoofd. Niet ver van die gevaarlijke steigers aan het einde van die straat die ongelijk op de Maas lagen. De laagste overstroomde regelmatig door de golfslag en was ook niet geheel ongevaarlijk.
Door clubs, catechisatie, zondagsschool, voetbalverenigingen bleef de kring van bekenden niet beperkt tot de Prins Willemschoolbezoekers maar kende je ook veel Wilhelmina scholieren zowel als Marnix scholieren.
T.O.G.R. had eind vijftiger jaren een grote inschrijfactie op de scholen. Door invulling kon je lid worden en dat hebben we toen maar gedaan met enige maatjes. Trainen op de woensdagmiddag met ene mijnheer Kraak(?) dacht ik. Spelen op de zaterdagen. De aanwas van de club was echter zo gigantisch dat ik schat dat ‘Teejoogee’ destijds één der grootste zaterdagclubs van Nederland was. Daar ik na de aspirantentijd opgesteld stond in C 99 om daarna te ‘promoveren’ naar B 77 zag ik zelden of zeg maar nooit het thuisveld aan de Schulpweg, althans als wedstrijdveld. Vele malen moesten we uitwijken naar de grote complexen zoals Zestienhoven e.d. De lol was er dan ook gauw af en na jaren hebben op zeker moment een aantal van de maatjes ‘dag’ tegen mijn heer Bram Borstlap (secretaris TOGR) c.q. gezegd om ‘hallo’ tegen mijnheer Bolink (voorzitter ZWSH) te zeggen. Dat betekende gelijk promotie naar A1, maar ja ik geloof dat er ook nog geen A2 was. ZWSH, later ZW was een stuk kleinschaliger en een fijne club, maar in mijn hart heb ik daarnaast altijd een warm gevoel voor de clubs T.O.G.R. en mijn vaders favoriet Zwart-Wit ’28 gehouden. Leuk moment op de Prins Willemschool was in een der de laatste klassen de gelegenheid geboden te krijgen mee te gaan naar kamp Fijnoord in Ermelo. Toen nog niet beseffend dat ik er, evenals mijn vrouw, van 1973 tot 1979 zelf kampleider zou zijn, maar dat terzijde. De Prins Willemschool was geen gymlokaal rijk. Daarvoor moesten we uitwijken naar de Marnixschool aan de Voornsevliet. Zonder opscheppen durf ik toch wel te stellen dat ik als kleintje ventje van de klas het hoogste kon springen. Wel met zo’n springplank erbij. Meester Kreuze had daar kennelijk ook plezier in en strooide scheutig met complimenten die mij, hoewel bescheiden van aard, innerlijk zeer streelden. Zo langzamerhand verdwenen dan ook de kinderlijke complexen waar je soms zo'n last van kunt hebben. Zelfs in die tijd, en dan spreek ik over 1958, was er al een test om uit te maken voor welke school je geschikt was. Een voorloper van de CITO toets die pas in 1966 werd geïntroduceerd. Tot mijn verbazing van niet alleen mezelf, maar ook mijn ouders moest ik echter de zesde klas nogmaals doen, terwijl mijn rapport dikke voldoendes vertoonde …!!! Blijkbaar was de belevenis van de kwartjestest op de kleuterschool me voorbij gesneld en dacht men kennelijk toch dat ik niet geheel volwaardig was. Maar ja wat richt je als 12-jarige uit tegen de grote boze wereld. De boodschap die we erbij kregen was dat ik nog niet rijp was voor de grote stap naar tienerschooltijd.
werd het hoog tijd de pleintjes langs de Voornsevliet meer rust te gunnen zodat het gras de kans kreeg om te groeien. Geen verspringen meer over de hondeuitwerpselen, sprinten tussen de lantaarnpalen, klimmen op de peperbus, softballen voor de Marnixschool of nog erger balspelen loslaten op de muren van de aangrenzende woonhuizen. Geen reden meer geven dat de C10 van Hermandad de stoep op moest rijden om de bandeloze wijk 21 jeugd, die hun eerste ‘Silky’ rookten en dobbelden op straat, vrees aan te jagen.
Gezien de grote schare geboortegolvers in die jaren, maakte het straatbeeld duidelijk dat deze groep ruimschoots in Charlois was vertegenwoordigd. De patatboer stond dan ook centraal ten opzichte van vele Charloisse scholen opgesteld op het plein van de Van Blommesteynweg. (Overigens foutief genoemd naar onze laatste burgervader Johan Diederik Ægidius van Blommestein (ambtsperiode 1878 – 1895.)
De school van ‘Smal’ in de Talingstraat lag ook nog eens gunstig tegenover de huishoudschool, dus het vrouwenoverschot tegenover de mannelijke presentie was verklaarbaar. Het was de tijd die vervloekt moet zijn geweest door het kapperscollectief vanwege het wereldfenomeen, de Beatles. De ‘long haired lovers from Liverpool’. (Overigens werd dit laatste gezongen door Jimmy Osmond en niet door de Abbey Road zebrapad lopers.) Gerende broekspijpen, nauwe pijpen, rokende pijpen het gebeurde allemaal in die kleurrijke jaren van zoveel muziekgenres. Je was voor de Stones of de Beatles, ruig of relatief nog netjes. Nadat uiteindelijk het begeerde diploma heel hoog in het groothandelsgebouw werd gehaald was de tijd rijp om geheel ten dienste te staan van de Flower Power periode. Daarin was duidelijk het hoogtepunt Woodstock! Wereldmuziek die Renée and his Alligators, the Blue diamonds naar de achtergond drukte. De communicatie groeide van gestaag naar supersnel en de muziekgenres spoten uit de veelal door ‘grass’ gevoede breinen.
Allemaal,deze geboortegolvers, zwabberen we nu rond de zeventig, de kinderen van net na de oorlog. Maar al te vaak realiseer ik me hoe deze periode van zeventig jaar er een is van vele geweldige ontwikkelingen, maar bovenal ben ik doordrongen van het wonderbaarlijke feit dat ikzelf in tegenstelling tot mijn ouders, mijn oudere zus en broer, dit een oorlogloze tijd was. Alhans in ons land. Vrede, terwijl mijn ouders twee wereldoorlogen meemaakten en mijn broer en zus de tweede. Natuurlijk gebeurde en gebeurt er heel veel in de wereld om ons heen, maar je bent toch wel een zondagskind als je mag vaststellen dat er naast ongetwijfeld diep ingrijpende gebeurtenissen er ook veel was en is om dankbaar voor te zijn.
Harry Wols