Waar werk was als boerenknecht was de vader van het Jobs gezin van 10 kinderen, 7 zonen en 3 dochters, present.
Tenslotte moesten meer dan twintig hongerige mondjes gevuld worden.
Aanvankelijk werd van de oudste zonen verlangd dat ze hetzelfde werk ter hand namen.
Leren was leuk en dat konden ze, maar werken was bittere noodzaak!
Echter, het landbouwwerk slonk en de industrialisatie was al aardig op gang en grote bedrijven als de RDM, de BPM en dergelijke konden gezagsgetrouwe hardwerkende lieden uitstekend gebruiken.
De oudste vond zijn emplooi bij Hoogstad, de vervoerder van o.a. zand.
De daarop volgende jongens kwamen resp. bij de latere Shell en RDM.
Enige zonen kwamen op de melkwagen terecht.
Menigeen van de oude garde op Charlois moet wel eens gehoord hebben van Dirk Wols de melkboer van Van der Vorm die 40 jaar, 6 dagen per week, ‘onmeunig’ vroeg het bed achter zich liet om zaterdagavond laat nog net voor de dag des Heren amechtig in zijn gemakkelijke stoel te ploffen.
Een aantal van de zoons heeft in de tijd dat de Oude Dirk met zijn gezin enige tijd in de Beverstraat op Zuid woonde nog het oude Feyenoord op het koolas van het Afrikaanderplein zien voetballen.
Uiteraard omdat ‘toevallig’ de Nederlands Hervormde oogjes er op vielen tijdens de zondagse wandeling.
Daarna kwam Feijenoord, dat oorspronkelijk HFC heette, daarna Celeritas, rond 1917 in Charlois dreven terecht.
Op de hoek van de Kromme Zandweg en de Dordtse Straatweg waar nu het huidige Zuiderparkhotel is gevestigd. Later pas werd Feijenoord ‘Feyenoord’.
Zo verhuisde Dirk Wols, niet vanwege Feyenoord trouwens, ook na wat tussenstops elders naar Charlois, waar het gezin op verschillende plaatsen heeft gewoond.
Het arbeidershuisje schuin tegenover de molen, waar twee gezinnen naast elkaar woonden en ook de Bakkerstraat.
Er was nog een tijdelijke ‘tussenlanding’ naar de Rijsdijk bij Rhoon, maar Dirks vrouw, Josina, verlangde door heimwee belaagd hevig terug naar Charlois.
Zeker is dat de jongste telg uit het gezin van Dirk en Josina werd geboren in het huisje aan de Kromme Zandweg.
Deze jongste zoon werd geboren in 1921 als Lammert Meeuwis Wols hetgeen veranderde van Lammert in Bertus.
Deze Bertus, mijn ‘ome Bertus’ woonde na zijn trouwen aan de Zuidhoek met opa en oma Wols als inwoning of andersom….
Hij kon toen nog niet bevroeden dat hij talloze malen de Kromme Zandweg weer zou betreden om bij zijn dorpsgenoot Theo Kop Jansen plantjes te kopen.
Beide mannen waren rijkelijk voorzien van een eigen kijk op de wereld en af en toe liep dat hoog op, maar als een magneet werden ze blijkbaar weer tot elkaar aangetrokken, want respect was er ook.
Deze ome Bertus had een bijzondere plek in het gezin.
Want… als enige mocht hij wel ‘doorleren’ en bezocht hij de MULO.
Naar mijn eerlijke mening was hij ook de enige broer, die actief lid werd van een echte voetbalclub. De andere broers waren actief als toeschouwer en meerdere sportieve vaardigheden vallen me niet te binnen.
De eerste club van Bertus, toen 13, was ‘Steeds Hoger’.
Het vermoeden rijst dat dit de club was die later samenging met ZW en destijds ZWSH heette.
Aangezien de Europacup nooit werd behaald, is men later teruggekomen van de kreet ‘Steeds Hoger’ en werd het ZW.
Deze oer Charloisse club is inmiddels samengegaan met Transvalia ZW.
Zoals wel vaker gebeurde en trouwens ook andersom, verruilde Bertus de zwart-witte kleuren voor de groen-witte kleuren van RCVV TOG, beter bekend als TOGR.
Groot van stuk en een redelijk bijpassende mond verdedigde hij zeker na de oorlog het doel van de TOG-ers.
Niet ver van de Nachtegaal overigens, want men speelde net na de oorlog nog op de hoek van de Kromme Zandweg en de Boergoensevliet tegenover de oude werkplaats van de RTM, ergo aan de kant van de molen.
Daarna voetbalde men ‘gebroederlijk’ met ZWSH aan de Schulpweg.
In eerste instantie stond ik nog aan vaders handje te kijken naar die grote man, die met luide schreeuwen in het doelgebied heerste.
Men speelde nogal eens tegen knoestige mannenbroeders uit de agrarische streken en tussen de ploegen ging het er ook best wel eens ruig aan toe en was het maar gelukkig te prijzen dat rieken en spades thuis werden gelaten.
Al waren er ook wel andere manieren om een tegenstander ‘onder de grond te schoffelen’. Uit vertrouwelijk bron, vernam ik later, iets groter gegroeid, dat oom Bertus enige malen in het Rotterdams elftal heeft gestaan.
Lambert Wols was trouwens meer zijn artiestennaam in die dagen.
De Schulpweg zou de rest van mijn jonge jaren tot mijn huwelijk een vaste zaterdagse stek worden met uitzondering dan van de ‘uitwedstrijden’ die ik zelf als voetballer in de kelder van de RVB meemaakte.
De c-b juniorjaren beleefde ik bij TOG in die tijd waarin de scholen werden benaderd met inschrijf formulieren voor die vereniging.
Dat moet een boost voor de club zijn geweest, want het zou me niet verbazen als TOG de grootste zaterdagclub in die dagen was.
Doordat de jeugdafdeling explodeerde werd overigens menige ‘thuis’ wedstrijd afgewerkt op Laag Zestienhoven!!!
Er waren gewoon niet genoeg velden om het hele programma correct invulling te geven. Da’s afzien hoor om kilometers ver te reizen om uiteindelijk met een 14-0 of ergere nederlaag thuis te komen. Vriendjes zaten bij de buren, bij ZWSH en uiteindelijk kwam de switch naar deze club, bijna in dezelfde tijd dat mijn broer en een neef juist switchte van ZWSH naar TOG.
Alles werd ineens een stuk overzichtelijker….
Natuurlijk was ik, ook vanwege ome Bertus, niet behept met een ‘anti’ gevoel tegen welke van deze 2 clubs ook. Uren versleet ik tussen 2 doelen, niet op de middenstip maar tussen 2 velden.
’s Morgens bij de mindere goden en ’s middags bij het ‘eerste’ van welke van de 2 clubs dan ook en vaak bij allebei tegelijk. Mijn zwager flitste als terriër-back langs de lijnen in de ZWSH kleuren en mijn broer huppelde vrolijk met het tweede mee, omdat dus later te verruilen met TOG-3.
Later slaagde mijn neef Hans er nog in tot ZWSH 1 te reiken.
Ome Bertus ramde met zijn vuisten nog een aardig poosje boven de hoofden van kopspecialisten de ballen weg en was er nog getuige van dat de bekende Cor v.d. Pols op fabelachtige wijze zijn doelpunten scoorde.
De publieke belangstelling groeide, maar de glorieuze midvoor van TOGR maakte een overstap naar Zwart Wit ’28 en vertegenwoordigde menigmaal het Nederlands zaterdagelftal. En dat eenvoudige vertier aan de Schulpweg, waar af en toe een over zijn toeren geraakte vlaggenist omgeven werd door verschillende partijen, de een om hem te lynchen de andere om zijn leven te verlengen, verrijkte mijn zaterdag besteding. En dat allemaal voor een paar centen voor een fietsbonnetje dat om je spaak werd gedraaid. Gratis parkeren was toen al moeilijk.
Al die jaren worstelde ZWSH dat ZW werd in de Rotterdamse Voetbalbond, terwijl voor TOG met R de KNVB lonkte en zelfs de derde klasse werd bereikt.
Er was maar een club die veel hoger reikte in het zaterdagvoetbal, dus ook een Zwart Wit, maar dan 28.
Menige Charloisser trok ooit naar Varkenoord en later naar het einde van het Zuiderpark, sportpark de Vaan.
In 1971 konden ze jubelen want Zwart Wit ’28 werd toen algemeen amateurkampioen van Nederland. TOGR reikte later nog tot de hoofdklasse.
Droevig genoeg zijn zowel Zwart Wit ’28 en TOGR ten onder gegaan aan min of meer financiële problemen. Een dreun voor heel vele trouwe Charloisse supporters niet alleen uit de tijd dit gebeurde, maar ook voor de oude bezoekers die via de krant de verrichtingen van beide clubs volgden.
Hierna zijn er nog meer gerenommeerde clubs ten onder gegaan om er maar eens een paar te noemen: DCL en CVV.
Ook deze laatste club was eens amateurkampioen van Nederland en momenteel wordt er druk gebouwd op de vertrouwde terreinen aan de Groene Kruisweg.
‘Mijn Schulpweg’ is behoorlijk ingekort en biedt nog onderdak aan v.v. Pretoria.
De oude kantine is natuurlijk al lang weg met zijn koffie met roze koeken en de flipperkast in de hoek. De douches waarin je voor een ‘duppie’ verwarmd geiserwater over je vermoeide blote bast kon laten lopen.
De lichte glooiing op het achterste veld. De korfbalvelden waarop schalkse kortgerokte dames heen en weer huppelden tussen het andere geslacht.
Het spel heb ik nooit begrepen, de vreugde ervan wel. Het koolas waarop de fietsen gestald werden, de kleedhokken, cement koud en later iets warmer door hout. Weggaan na de laatste wedstrijd in de schemering, soms eindigend bij een andere Charloisse toffe peer, ‘Karel de Stoute’.
Die kon niet voetballen, maar een ‘tappie’ met een mouwtje schuim was nooit een probleem. Zo is er nog veel te vertellen over Charlois en zit er nog veel in de koppies van menige ‘Vlieter’, ‘Katdijker’ of ‘Wolphaertsbochter’.
Misschien geen gek idee dat eens te delen met het HCC….
Harry Wols