Flauwekul hoor, want buiten mijn luidkeelse commentaar op mijn politieke tegenkleuren, pas ik naadloos in die grote kooi met vele makke schapen, die af en toe blaffen als een hond. Maar u weet het… blaffende honden…etc.
Waar ik op doel met ‘invloedrijke rol’ is vooral te danken dat er de rest van mijn leven en die van mijn leeftijdgenoten, die na de oorlog kwamen, vele malen is gerefereerd aan WOII. Dat er daarnaast talloze malen actuele gruwelijke strijd en wandaden werden en worden gepleegd, verder van ons bed, wordt niet onderschat, maar toch wordt daar minder aan gerefereerd.
Dat heeft er natuurlijk alles mee te maken dat men hier in ons landje het aan den lijve heeft ondervonden wat angst, honger en ingeperkte vrijheid betekende. En toen later steeds duidelijker werd wat de Joden echt was overkomen en hoeveel slachtoffers er in werkelijkheid waren, wie er verraders waren en wie helden, was men nog lang niet uitgepraat.

Als redactielid van SHC mocht ik jaren terug mevrouw Heerbaart-Vork in Friesland interviewen om haar verhaal vast te leggen in Ons Charlois. Als ik me goed herinner voor de speciale uitgave, zo’n 10 jaar terug. Ze had zich nooit bereid getoond haar oorlogsverleden prijs te geven, Met haar moeder had ze jarenlang onderduikers in het ouderlijke huis tot aan een goed einde toe verzorgd. Het is dat een nakomeling van het echtpaar, dat bescherming genoot in de Gouwstraat, haar had benadrukt dat juist voor de jeugd haar verhaal uiterst belangrijk was.

Mevrouw zwichtte na enig aandringen dus voor het argument van professor Heertje (De ouderen onder ons vast bekend). Zijn ouders zaten al die tijd in de Gouwstraat ondergedoken.
Tijdens het gesprek heb ik haar nog gevraagd waarom ze het nooit eerder verteld had. En ze zei, deze pittige dame, dat het nog altijd uit de oorlog overgebleven was dat zo weinig mogelijk mensen wisten van het ‘geheim’. Dat omdat je nooit wist wie je vijand was. Ze vertelde de geschiedenis van haar moeder en haarzelf zonder enige opsmuk of ook maar enige poging om van hun rol een ‘heldenrol’ te maken. Dat was ook niet nodig omdat de nauwkeurige beschrijving voor mij persoonlijk de moeder en de dochter al tot échte mensen met moed maakte. Want met de huisvesting van het echtpaar Heertje was het verhaal nog niet af. U zult gemerkt hebben dat de vader in het relaas ontbreekt. Deze vader zat in het echte verzet en was nauwelijks thuis. Tot hij helemaal niet meer thuiskwam. Hij werd verraden door een NSB-er en doodgeschoten op de Rijnbrug bij Arnhem. Er is niets van hem teruggevonden. Hoe schrijnend! Moeder en dochter die twee mensen het leven geven en daarbij resp. hun man en vader als ‘beloning’ moeten missen. Ik moest toen slikken en dit schrijvende laat het me nog steeds niet onbewogen.
Vader werd geëerd door een boom en een stukje land in Israël, maar volgens mevrouw Heerbaart-Vork had haar moeder dit zeker ook verdiend.


Na enige dagen kwam ik weer op bezoek en ik vroeg hoe het luisteren was bevallen. Hij vond het geweldig! Dit temeer daar in het boek zoals hij vertelde ook de oorlogstijd voorkwam.
Er was namelijk in het dorp geschoten op iemand en er werd een meisje, naar ik me nog kan herinneren, dodelijk geraakt. Dit moment had mijn vader zelf meegemaakt op het moment dat hij weer op aardappelen uit ging. Toen er geschoten was, had hij zich verschanst, omdat hij meende dat er op hem werd geschoten. Dat moet een traumatische gebeurtenis zijn geweest die hij zoveel jaren later na het lezen van het boek mij vertelde. Een ander verhaal dat hij ooit met heel weinig omhaal vertelde, was dat hij in Duitsland na de razzia terecht was gekomen en zich daar na hevige heimwee ziek had gemeld. Hoe het mogelijk was dat hij mocht gaan, werd niet door hem omschreven. Wel dat hij vanaf de grens te voet naar huis is gekomen. Hij bekende wel dat hij niet eens ziek was…, ja van heimwee! En daar had hij nog een schuldgevoel van overgehouden ook. Omdat hij gelogen had, het geveinsd had en dat ervoer hij als een zonde. Later vond ik tussen de foto’s in een doos een fotootje van zijn broer Dries, die ook bijna alle jaren bij ons in de straat woonde. Ik vroeg hem waarom wij dat pasfotootje hadden. Hij vertelde dat ze hun beider pasfoto’s hadden uitgewisseld met de gedachten als de een niet meer thuis zou komen, de ander wellicht het fotootje aan de schoonzus kon geven. Gelukkig zijn ze allebei teruggekeerd. Ook was er een keer aangebeld in de straat door Joodse mensen. Deze wilden graag via het laantje tussen de huizen verder komen. De Duitsers waren gevestigd in de Marnixschool, dus het was niet verstandig daar in het oog te lopen. Het was dan ook maar een moment en daarover is verder niets bekend. Het laatste feit over mijn vader wat ik te horen kreeg was dat hij het verschrikkelijk vond dat destijds de zogenaamde ‘moffenhoeren’ publiekelijk vlakbij in de buurt werden kaalgeschoren. Daar had hij absoluut geen positief gevoel bij.
Mijn moeder heeft het altijd wel over de hongerwinter gehad, maar verder dan ‘hoe erg het was’ ben ik ook niet gekomen. Nu dat ik graag herinneringen wil vastleggen, is het jammer dat ik geen nauwkeurige details heb.
Wat vooral sterk heerste in die naoorlogse jaren, dus die van mijn jeugd, is het enorme ‘anti-Duitse’ gevoel. Zo erg dat ik op een gegeven moment dacht dat ‘Mofrika’ een land was. Heel schaars kwam er wel eens een auto met een Duitse nummerplaat bij de tunnel of Waalhaven en het algemene oordeel was dat deze Duitsers alleen maar kwamen kijken om te zien waar ze gelegerd waren geweest.

Na de oorlog gebeurde het nog wel eens dat je van die enorme hulzen kon vinden aan de Waalhaven in het zand. Ze waren leeg. Uit mijn ULO-tijd herinner ik me dat er in 1962 een explosie de stilte verscheurde. Enige tijd daarna hoorden we van een paar kinderen die een handgranaat hadden gevonden. Het werd hen noodlottig, zoveel jaar na de oorlog. Intens dramatisch.
Nog altijd worden in de maand mei vele malen uitzendingen gewijd aan deze ingrijpende oorlog. Het is hier in ons land al meer dan 70 jaar vrede. Dat wil niet zeggen dat er ook maar enige garantie is voor nog zo’n periode van vrede. Elk moment laaien er weer vuurtjes op of zijn er grote brandhaarden elders op de wereld. We leren het kennelijk nooit of leerden er nooit van.
Een leermoment was er afgelopen 19 april. De ouders van een buurvrouw van mij hadden in de oorlog een kind van onderduikers in de oorlog verzorgd. De ouders van het kind waren ondergedoken op de orgelzolder van de Breepleinkerk. Op deze 19 april werd een boek in de Breeplein gepresenteerd over 3 jaar zorg en bezorgdheid voor en over twee gezinnen die daar zaten. Het waren Joodse gezinnen die het dankzij de naastenliefde van een aantal dappere mensen overleefden. Burgemeester Aboutaleb stal mijn hart met een hartverwarmende toespraak alvorens hij het 1e exemplaar van het boek uitreikte. Hij kwalificeerde de gebeurtenis de kerk als net zo belangrijk als het Anne Frank huis. Hierbij teken ik onmiddellijk aan dat het huis in de Gouwstraat waarover ik schreef evenzeer daarvoor in aanmerking komt. Misschien zijn er nog veel meer van deze verhalen, maar zoals gezegd, men sprak daar als helpers niet graag over. Dat kenmerkt blijkbaar toch de echte helden. In deze zeer druk bezochte bijeenkomst in de kerk werden van alle gezinsleden ook nog in blokken van 5, onderbroken door fluit- en harpspel, de namen genoemd van de familieleden van de 2 ondergedoken families. Huiveringwekkend, ontroerend en ik moet bekennen dat ik tot tranen toe geroerd was, zeker op het moment dat de schrijfster van het boek ook even brak, toen ze de naam, het fatale kamp en de leeftijd van een van de slachtoffers van 1 jaar(!) noemde. Ik raad u aan om te proberen het boek dat het orgelzolderverhaal in de Breepleinkerk beschrijft te bemachtigen. Zo helpt u mee om de slachtoffers, de helpers, de overlevenden nooit te vergeten.
HW