Zo van: “Pas op tante Mien, je stoofpeertjes branden aan!” Er is dus nog hoop!
Je eigen leven in beeld brengen hetzij op schrift of als je met wat talent gezegend bent, via tekeningen, is ook nog te realiseren. Bij grootvader en overgrootvader vallen er al heel wat zwarte gaten en ben je blij dat er al een vroeg ’rijk’ familielid was die gezegend was met een Kodak camera en daarvan gretig gebruik maakte. Halverwege de 19e eeuw werd het steeds gebruikelijker.
Zodoende is het mogelijk een en ander te reconstrueren dat een ‘mogelijk’ tijdsbeeld schept al dan niet vergezeld van een geschreven verklarende tekst. Vaak vult de fantasie de ontbrekende elementen vanzelf aan. Wanneer ik dan Charlois in dat reconstrueren betrek, beleef ik toch enigszins het leven van voor mijn tijd.
Van mijn overgrootvader weet ik niets, van mijn grootvader het laatste deel van zijn leven wel. Hij was ook de enige grootouder die ik mocht meemaken. Zijn vrouw overleed toen ik nog een onschuldige baby was. De grootouders van moeders kant overleden al voor mijn levenslicht.
Veldarbeider, boerenknecht, maar ook wel een job in een cementfabriek waren voor het merendeel het beroep van mijn vaders vader. Waar werk was, streek opa met zijn gezin neer en aangezien het eindresultaat van een vruchtbare samenwerking met oma op 10 bleef steken, is het denkbaar dat de zoveelste verhuizing een aardige exercitie was. Stom, denk je dan dat je je eigen vader nooit hebt gevraagd hoe zo’n mini-volksverhuizing nou plaatsvond. Vermoedelijk zo in het eerste kwart van de 20e eeuw toch met handkarren of een paardenwagen. Rond 1900 werd neergestreken in Feijenoord en daarna Hillesluis. Ook enige plekken met een agrarisch karakter zoals Berkel en Rodenrijs, de Zinkweg bij Oud Beijerland, werden bewoond. Uiteindelijk belandde het gezin aan de Kromme Zandweg in een klein arbeidershuis en na een korte stop aan de Rijsdijk nabij Rhoon in de Bakkerstraat om even voor WOII in de Zuidhoek terecht te komen. Toen waren er al veel kinderen de deur uit en over Charlois uitgezwermd… Hoewel dat laatste is een groot woord omdat ze nogal vrij dicht bij elkaar woonden. Voordat ze de Pleinweg overstaken naar Oud Charlois woonden er enkelen in de Tarwebuurt. En ook daar woonden ze op loopafstand van elkaar. Gelukkig maar voor mijn kleine beentjes die vrijwel mijn gehele leven bij voorkeur alleen rond de as van mijn fietstrappers cirkeltjes draaien.
Verbijsterend is het voor mezelf dat ik in de verste verten (die term moet ik van mijn vader hebben) geen benul heb waarmee mijn ouders of andere leeftijdgenoten zich vermaakten in hun vrije tijd. Sportief gezien kan ik enige ooms herinneren buiten de lijnen van de sportvelden. Slechts van een oom, uiteraard de jongste, kan ik het optreden voor de geest halen binnen de lijnen. Hij mocht doorleren op de mulo en in het keeperstenue van TOG het de aanvallers van de tegenpartij zo moeilijk mogelijk maken. Al zijn andere broers moesten vanaf hun twaalfde werken. Op het land op de zandwagen bij Hoogstad of iets van die gading.
Zelf liep ik in mijn verlovingstijd niet naar mijn meissie, maar pikte lijn 2. De terugweg liep ik dan weer wel, rond 12 uur ’s nachts, richting Charlois want half 12 was onverbiddelijk de afleveringstijd wat betreft het kostbaarste bezit van mijn latere schoonvader. Vervelend was dan altijd dat ik langs café Karel de Stoute moest, waar de lokroep van klikkende biljartballen en luidruchtig gekrakeel je ‘dwongen’ even aan te wippen
Men speelde mijns inziens ook tegen stevige ‘boeren’ of anders gezegd ‘elftallen van de eilanden’ en af en toe vlogen je de kluiten rond de oren. We stonden dikwijls tussenin, ergo tussen twee velden. Op het ene speelde dan TOGR en op het andere ZWSH. Niet gemakkelijk, want mijn zwager speelde bij de zwart-shirts. Vandaar de neutrale plek tussen de doelen. Een grandioze tijd, want op die Schulpweg heb ik heel wat uren doorgebracht op de zaterdagen. Tot ik zelf kennis kon maken met de koudwaterkranen, als aspirant, maar dan op de woensdagmiddagen, bij ene mijnheer Kraak van TOGR.
Nog steeds heb ik heimwee naar die ouwe houten kantine met zijn flipperautomaat en de gevulde of roze koeken. Het feit dat je fiets daar nog bewaakt werd door een man die een soort van lootje rond je spaken draaide. Soms een spectaculaire vechtpartij wanneer er weer eens een supporter door het lint ging vanwege een scheidsrechterlijke dwaling. Zelfs ‘vlaggers’ (die had je toen meer dan vloggers) gingen zich daar menigmaal aan te buiten, wanneer hun opgestoken vlaggetje (te vaak terecht vanwege hun thuisvlaggen) genegeerd werd.
Dan werd de scheids in kwestie door een paar verstandige mensen omringd en midden tussen heetgebakerde joelende en scheldende ‘supporters’ naar de kleedkamer begeleid.
Gelukkig stonden de hoge bomen merendeels buiten het voetbalterrein anders was een lynchpartij niet ondenkbaar geweest. TOGR had voor het Schulpweg tijdperk nog even een knollentuin op de hoek van de Boergoensevliet, Kromme Zandweg gehad. Daar moet aan het einde van de oorlog nog een wedstrijd zijn gespeeld tussen Canadezen en misschien een selectie van TOGR(?). Er zijn een paar filmbeelden van waarop een hele rij militaire voertuigen tegen het verkeer in geparkeerd stonden op de Boergoensevliet. Dat moet nog een periode zijn geweest dat de onderranden van de broek de boorden van de kousen ontmoetten. De uitslag is me onbekend en wie zou het nu nog kunnen weten? Iemand ouder dan toch zeker zo’n 80 jaar?
Ook weer van de vertellingen begreep ik dat vader en moeder in 1932 trouwden en dat het onmiddellijk ‘erremoeie’ was. Mijn vader zat door de malaise vrijwel gelijk in de steun. Dat was een strop want nog geen jaar later werd de eerste extra-aardappeleter al geboren. Eetster moet ik in dit geval zeggen.
Pa moet net als zijn oudste broer als voerman hebben gewerkt op een wagen van de firma A. Hoogstad. Vreemd genoeg kan ik daar geen jaartallen aan knopen, want ook is hij uiteindelijk bij de RDM als expeditie-knecht terecht gekomen, waar hij met een onderbreking ook in de oorlog heeft gewerkt. Ik wou dat ik een oude ‘WEK’ had, waarin op een gegeven moment zijn jubileum van 25 jaar dienstverband vermeld heeft gestaan. Dat heb ik meegemaakt omdat hij toen een Philips radio kreeg, die zolang-ie er stond gekraakt heeft. Dus voor 1963 moet pa dus al 25 jaar bij de RDM gezeten hebben.
De WEK en WEKKER kregen we thuis. Ik citeer hier even het Internet: De personeelsvereniging van de RDM en de NW heette W.E.K., een afkorting van "Werkplaats en Kantoor" en ook van "Wetenschap en Kunst". Met eerst nog even als naam L.E.K. ("Licht en Kracht"), werd ze op 21 april 1944 opgericht en na enige jaren gaf ze een blad voor haar leden uit, dat tot medio 1963 het personeelsblad "De Wekker" heette en daarna het bedrijfsblad "Nieuws van de RDM" werd. Na het faillissement van de "oude RDM" in 1983 ging dit blad "RDM Inzicht" heten.
Dat wordt spitten, want tot mijn grote verbazing staan al deze bladen op het Internet en zijn ze als pdf-documenten in te kijken. http://www.rdm-archief.nl/RDM-PB/index.html Een geweldige actie mede dankzij Rob Lampen uit Heijplaat! Echter van vaders pensioenjaar 1971 ontbreken een aantal bladen…
De laatste 3 straten waren gloedje nieuw en volgens mijn oudere boer en zus, nog behoorlijk leeg.
Ergo geen auto’s. Zegge en schrijven 1 automobiel. Die behoorde toe aan Cor Kloens, fotograaf met een winkel aan de Maashaven en zoals mij later bleek een fanatieke filatelist. Handkarren, bakkerkerries en paardenwagen met diverse leveranciers zullen wel regelmatig te zien zijn geweest. Die waren er zelfs na de oorlog nog ruim voldoende. Af en toe sloeg er weleens een paard op hol en dat was bloedje link, niet alleen door het snuivende paard, maar ook de
Daarvoor was ’t zoals eerder gememoreerd het gesproken en geschreven woord waar men de fantasie op los kon laten, geholpen door kunstenaars die met vaardige hand ook zelfs bijna fotografisch konden schilderen. In het digitale tijdperk wordt het steeds gekker en directer en kunnen we de wereld van overal binnen onze huiskamers bekijken. Je hele leven kan je in beeld brengen op je telefoontje en met een skype verbinding zelfs die van je broer in Timboektoe.
Hans Grootenhuijs gaat in elk geval een bij voorbaat geslaagde reis met de bezoekers komende 1e woensdag in november maken. Het is blijkbaar nog steeds boeiend om zaken uit het verleden gade te slaan. De toekomst is altijd onzeker, wat geweest is, is al zeker gesteld.
HW