Dat hangt natuurlijk nauw samen met nostalgie, die soms botst met de realiteit.
We zeggen vaak: “Niets is zo veranderlijk als de mens”. Daar mag een kern van waarheid in zitten, maar vaak als je het schrikbeeld van de wereld in oorlog, nog steeds durende hongerproblemen, watertekorten beziet, dan zou je wensen dat de mensen echt zouden veranderen en dit alles uit de wereld zouden helpen.
Het is een problematiek waar klaarblijkelijk geen hoge prioriteit aan wordt gegeven. Deze gaat waarschijnlijk nog verder terug dan de bestaande geschiedenisdocumentatie ons kan vertellen.
Het is daarom dat ik me maar beperk tot behapbare periodes. De tijden die gedeeltelijk in ons bereik liggen. Met name die van good old Charlois.
Menigeen onder de lezers zal - gevoed door wat er hij beleefde - daar een mening over hebben. Sommige mensen hebben niets met het verleden en dat kan, helaas, heel verschillende oorzaken hebben. Een ongelukkige jeugd, liefdeloze opvoeding. Desinteresse. Meer details zijn niet nodig want een ieder zal begrijpen wat ik bedoel.
Toch is een en ander pas gaan leven in 1997 toen ik in aanraking kwam met SHC. Daar zag ik prachtige foto’s uit een verstild verleden waarbij ik me helemaal kon uitleven. Met enige fantasie, me niet vreemd, voelde ik me op mijn plaats in zo’n oude kiek. Alsof ik zo het tafereel binnen kon lopen. Doordat mijn grootvader zijn ganse leven van ‘dorp’ naar ‘dorp’ trok om voornamelijk op het land te werken voor de bezittende boerenstand, met daartussen af en toe wat daglonerswerk op een fabriek, lag het landelijke Charlois gevoelsmatig, misschien wel genetisch bepaald, dicht bij mijn hart. Voeg daaraan toe dat grootvader van moeders kant een (Rhoonse) griendwerker was, die in rustige periodes de hoofden van welwillende slachtoffers onder een bloempotje knipte, en het plaatje van ‘plattelandsjongere’ is rond. Geen stadsmens dus.
En juist dat mooie landelijke van mijn prilste beelden van Charlois verdween al spoedig onder het kille steen en cement van Zuidwijk en Pendrecht. Een grootse zonde, in mijn ogen althans, was het dempen van de Spui achter de Zuidhoek. Pure romantiek langs het water waar destijds de koeien vaak het enige gezelschap vormden. Men vond het ook nodig het Waaltje te cultiveren. Niet onaardig, maar geef mij maar de grillige vormen van ooit. De oorspronkelijke natuurlijkere oeverranden, al is het stukje natuurwerk van de heer Berkelaar tussen de Huismanstraatschool en Waaltje, een aardige geste iets aan de nostalgische ziel terug te geven, verborgen veel meer geheimen. ‘Wat gebeurde er tussen het riet’ is toch veel spannender dan de geschoren grasranden die je tegenwoordig ziet.
Dat daar ooit een bonte deken van groentetuintjes lag, aan de Huismanstraatzijde zal de meesten al ontschoten zijn. De oude groenteboer Andries Hordijk verbouwde er nog een deel van zijn voorraad. De rest kwam uit Rhoon, waar hij wat grond had.
Toen wij, in onze jeugdjaren als straatschoffies, het leven van slager Wildenberg, aannemer Duyvendijk en Piet van Houten de kruidenier nog verzuurden, was daar aan de andere zijde van de Voornsevliet nog de Kulk.
Hoe gek het ook klinkt, want het was natuurlijk zwaar en zwaar verouderd en voldeed steeds minder aan de eisen van de tijd, mis ik toch het beeld van de laatste rij van de drie Kulken die er ooit waren. De grote, de kleine en de witte Kulk.
Waarom het nu de Kulk heette?
De sloot er voor met een aan het oog onttrokken geheimzinnige inhoud, vanwege de volledig ondoorzichtige kleur van het water, noodde telkens weer over een van de bruggetjes die naar de huisdeuren leidden, te lopen.
De achterkant was nog weidegebied totdat het verlengde van de Quakckstraat, de Oudenhoornstraat en de nieuwe Nieuwenhoornstraat en een stuk Verboomstraat uit de grond schoten.
Voordat de huidige speeltuin de Waal er kwam, bleef er tussen de stoep van de Oudenhoornstraat en de achterkant van de Kulk nog een strook hobbelige grasland braak liggen. Overwoekerd door pispotjes en allerhande onkruidsoorten. Een daarvan leek op tabak dat groeide aan langwerpige bloemen. Wanneer je met je hand gesloten er langs gleed, leek het net of je de inhoud van een Silky sigaret in je hand had. Betaalbaar merk trouwens toen we wat groter groeiden. Ik meen dat van Dongen aan de Rietdijk dit merk verkocht. Je moest het ‘saffie’ wel horizontaal tussen je lippen steken. Deed je dat niet dan liep-‘t-ie al leeg op de grond voordat je je longen kon bezoedelen. De andere kant op was nog erger, want dat korrelige spul in je keel was absoluut geen honing. Enfin, misschien toch wel een goed alternatief om van het roken af te komen als vervanging van de E-sigaret...
In het gras waren ook paadjes ontstaan door het er doorheen struinen van vele kindervoetjes. Waarschijnlijk vanwege het feit dat de Marnixschool eraan grensde. Een potje was gauw gemaakt en knikkeren bleef daardoor een topsport voordat het Tablet, de WII of wat voor game rotzooi dan ook de kinderfantasie verdreef. We scholden toen nog gewoon op elkaar als er vals gespeeld werd i.p.v. sms’jes. Voorts vingen we daar legio kapoentjes,lieveheersbeestjes zo u wilt, vlindertjes en groenglanzende torretjes. In een lucifersdoosje (wie kent ze nog…)
Enfin, de Kulk ging plat en natuurlijk was dat nodig en ik kan me niet herinneren dat er iemand protesteerde zoals het bijvoorbeeld bij de Wielewaal wel het geval was.
Maar dat zag er ook wel iets anders uit. Dat was een wijk met allemaal keurige asfaltwegen en die bleken ideaal voor de ‘Tour de Wielewaal’. Door de jongens uit de Vandiest- Jaersvelt- en Schilperoortstraat zelf georganiseerd. Als ik me nog goed herinner was de winnaar Fredje Goudriaan, die met wijd opengesperde mond, alsof hij als een zwaluw de vliegjes uit lucht moest vangen, de meet passeerde. Later breidde deze ‘ronde’ zich uit tot Hoogvliet, Pernis en Heijplaat aan toe. Dat was nog eens zelfinitiatief. Wapperende haren in de wind, malende pedalen, kont omhoog, neus plat op de koplamp. Jongens van Jan de Witt!!!
Heb die lange ronde niet meegedaan (die anderen moesten wel een kans hebben), wel geapplaudisseerd.
Vliegeren was nog helemaal in.. Je kon er een compleet kopen bij Schippers, maar de sport was er zelf een te maken. Twee gekruiste latjes bijeen scharrelen, glanzend papier bij Adri de Waal kopen, een lange bol touw met achtbewegingen om een stokje winden en een staart met papieren flikkerstrikkies aan de onderkant bevestigen en klaar was Kees.
Voor mij was het resultaat van dat laatste al voorspelbaar: Ik kon beter gelijk een complete kopen. Vervolgens dan op naar de Waalhaven net naast de treinrails tussen de kolenopslag van Groenenboom en het toenmalige kazerneterrein van de onderzeedienst Waalhaven die rond 1961 verdween. Wat een heerlijk gevoel als je het touw voelde trekken
Voor je het weet dwaal je af van wat je nu eigenlijk wil vertellen. Laten we wel zijn. Ben je van net na de oorlog dan mag je toch niet klagen over beroerde tijden in den lande en ik zal ook de laatste zijn die dat doet. We praten hier over zo’n dikke zeventig jaar van vrede in de context van ‘oorlog en vrede’ dan. Er veranderde al veel sinds de industrialisatie eind 19e eeuw begin 20e eeuw, maar dat weten we van de foto’s en andere documentatie. Ook de oorlog deed daar een heel flinke schep bovenop door ongewenste vernielingen, waardoor herbouw een noodzaak was. Maar ook daarvan ben ik alleen van het laatste ‘de wederopbouw’ getuige geweest. Daar werd ik met het opgroeien pas van bewust. Oorlog had nog niet de betekenis van de gruwelijke realiteit en de kinderziel werd beschermd totdat je rijp genoeg was om de gevolgen en de invloed ervan te begrijpen.
Het vage beeld van de schuilkelder op ‘ons’ pleintje kreeg pas veel later betekenis, ergo waartoe hij er was. Voor mij was het gewoon onderdeel van het speelterrein uit je kinderjaren, het pleintje achter de laan. Net als trouwens de voornoemde ‘vertrouwde’ Kulk en de vele woningen van de Zuidhoek voordat de sloop een eind uit hun bestaan maakte.
Welke grapjas heeft het trouwens ooit verzonnen de muziektent in het plantsoen te laten verdwijnen. Of de zandbak/het poedelbadje in hetzelfde Karel de Stoute districtje op te offeren aan gras? Het zou alsnog bestraft moeten worden. Want wat is de toegevoegde waarde nu? Nog anders waar bleven de alternatieven voor wat weg is gehaald… op Charlois dan?
In de Wolphaertstraat, altijd in die dagen een beetje geringschattend bekeken… Was de uitstraling misschien niet zo welvarend als de Vliet? De bewoners ervan hadden in elk geval het hart op de goede plaats, getuige de magistrale straatfeesten, vooral voor kinderen, die jarenlang het Charlois van toen tijdens Koninginnedagen opfleurden. Pijperkorpsen lieten destijds jarenlang de mensen bijna dwangneurotisch ‘meemarcheren’ op de cadans van de roffelende trommen. Het lukte bijna niet om je eigen tred te bepalen, als vanzelf stapte je door op de maat. Stilstaan hielp. Dan kon je bij een plein of een stuk bredere straat de ‘mars’ figuren bewonderen van je muzikale plaatsgenoten. Ahoy presteerde het zelfs, al musicerend, te hollen. Daar heb ik dwangmatig nooit aan mee gedaan. Ben niet zo zeer van het hollen, maar meer van het stilstaan…bij. Excelsior, waaruit Ahoy ontstond, heeft de teloorgang en opgaan in andere verenigingen, tot vandaag de dag overleefd.
Een niet geringe prestatie wanneer men de thans schamele resten bekijkt van het ooit zo rijke verenigingsleven op Charlois. Zo verdween er wel meer op Charlois dat in elk geval mij min of meer pijn doet. Laat hierbij het pijnlijke vergaan van de voetbalclubs Zwart-Wit ’28, D.C.L. en T.O.G.R. en min of meer C.V.V. , maar dan iets anders, maar even rusten. Prachtige clubs met zorg en ook met veel succes opgebouwd door nijvere besturen en leden. Naast deze sportieve boegbeelden verdwenen er ook bepaalde straatbeelden al dan niet terecht. Wat dan daarbij een leuke kanttekening is dat de vliegenierswoningen op de hoek Boergoensevliet, Huismanstraat tenminste een bepaald uiterlijk hebben
Het is geen ramp dat er huizen of gebouwen verdwijnen omdat het soms uiteraard gevaarlijke situaties oplevert om het oude te handhaven. Het is alleen maar triest dat kostbare herinneringen mee verdwijnen. Natuurlijk had ik graag al die hofjes van de Gouwstraat bijvoorbeeld best eens lijfelijk willen aanschouwen met hun tot de verbeelding sprekende namen: Jufferslaantje, Bloemenlaantje, Smidslaantje en dergelijke. Of de kikkersteeg van Rietdijk naar Spui. De eerlijkheid gebiedt dan onmiddellijk te zeggen dat ik ze nooit heb gezien omdat ze al voor de oorlog verdwenen waren. Toch restten er toen nog enige sloppen uit die tijd die na de oorlog wel even standhielden. In het Molenslop en Hofje de Boer in oude staat hebben wel degelijk mijn voetstappen, wel een mini-maatje, gelegen.
In Hofje de Boer was ik als kleuter getuige van het slachten van een kip door de grootvader van mijn buurmeisje. Het feit dat een ‘kip zonder kop’ nog kan rennen, heb ik zelf aanschouwd. Geen prettig gezicht, maar er werd in die prille naoorlogse dagen nog vaak de slacht van een konijn of kip ter hand genomen. Flappie was toen nog een regelmatige realiteit. Wat het meest jammerlijke is van wat verdween, is dat zoveel kleine leuke winkeltjes ten prooi vielen aan Zuidplein en grote supermarkten. Achter elkaar verdwenen de vertrouwde buurtwinkeltjes uit vele straten. Er is wel het een of ander voor teruggekomen, maar dat zijn toch ‘andere’ winkeltjes dan de legio bakkertjes, groentewinkeltjes en kruideniertjes die naast voedselvoorziening ook zorgden voor de sociale verspreiding van nieuwtjes en buurtroddeltjes. Mag ik als piepjong ventje die opgescheept werd met een boodschappenbriefje en tas een gruwelijke hekel hebben gehad aan dat geleuter, waardoor ik onnodige speeltijd kwijtraakte, ik zou nu wensen dat ze er weer waren. En lekker meeklappen natuurlijk, want toen sprak men nog facebook-, MSM- en SMSloos tot elkander.
In die jaren kende ik nog feilloos alle buren bij naam in de gehele straatkant tussen Frans Bekkerstraat en Voornsevliet plus nog een aantal van de overzijde (trouwens nu nog). Ook die aan de andere kant van het laantje woonden in de Jaersveltstraat.
Vandaag zijn dat echt alleen de buurtjes waar ik regelmatig contact mee heb. Grappig genoeg staat ‘mijn’ buurt sinds 1936 nog fier overeind, hetzij met enige opknapbeurten. Het enige stuk trouwens waar ik in den beginne wat huiverig tegen aankeek, De Wolphaertsbocht van Grondherendijk tot Boergoensestraat is weer gezellig druk. Soms een tikkie ‘te’, vanwege het roekeloze parkeren van sommige klanten. Maar het leeft! De etalages hebben wel een andere inrichting en het beheer is tamelijk oriëntaals, maar daar kan niets op tegen zijn. Men werkt voor brood op de plank en daar is niets mis mee.
Het oer-Hollandse patatje wordt door Chinese landgenoten uitgebaat, Doner Kebab concurreert heftig met onze traditionele vetinjectie en groente en brood vallen meestal onder Turks bestuur en het vlees van de Halal slager is al helemaal niet verkeerd. Bob Dylan zong het al in 1964: ‘And the times they are a changin’.
De presentatie zal het karakter dragen van zaken die zijn verdwenen. Herkenbaar en misschien aanleiding tot gespreksstof. Tot Begin september!
Harry Wols